4-Door het Jaar-A
Mat. 5,1-12
+website: www.bewustchristen.nl -2011-spirituele overweging–w.boerkamp
o.carm.-groen
WIE ARM IS VAN GEEST KAN ZICH GELUKKIG PRIJZEN
Jezus wordt bewogen door een menigte die Hem volgt
Hij gaat als een tweede Moses het spreekgestoelte van de Berg op
en Hij begint als de Christus, de Gezalfde Gods, de Messias
te verkondigen en als een leraar Woorden van God te spreken.
Hij vertelt hoe hij de Joodse Wet van zijn volk heeft gelezen
over hoe God met mensen omgaat en tegen hen aan kijkt
en Hij zegt hoe God wil dat wij mensen met elkaar omgaan.
Het gaat vandaag over de Acht Zaligheden of liever gezegd:
Acht Zaligsprekingen, waarin bepaalde karakteristieken
worden gegeven van echt bewust christelijk leven.
Het is de grondwet van het waarachtig christen-zijn.
Zalig, gelukkig, gezegend, proficiat, wat een geluk,
Het gaat de goede kant op met je, je bent er goed aan toe,
je bent op de goede weg, als je met niet al te veel pretenties in
het leven staat.
Gelukkig als je geest niet bezet is met zelfgenoegzaamheid,
en als je arm bent voor God en hongert naar gerechtigheid.
We luisteren vandaag naar de grondinspiratie van het Koninkrijk
Die grondwet betekent inhoudelijk genezing voor wie ziek is
en vrede voor wie gebukt gaat onder oorlog.
Dat is iets waar ieder mens naar snakt en verlangt.
Wij geloven immers dat God de Heerschappij voert over deze wereld,
en dat Hij eens komt om onrecht en ellende uit te bannen.
We lezen de Acht Zaligsprekingen van Jezus volgens Matteus
Het is geen droge grondwet maar eerder een bemoedigende opdracht.
Ons leven is immers een weg die je moet gaan, volbrengen en
voltooien.
We krijgen een programma en leerroute om een heilig mens te worden
Als we na al dat schreeuwen op straat in ons land ergens behoefte
aan hebben
dan is het wel aan nederigheid en barmhartigheid in deze tijd.
Gelukzalig is wie de kracht van God uitstralen:
zij zijn als zout en licht voor deze wereld.
Wie arm van geest is kan zich gelukkig prijzen.
Besef en wordt je bewust dat je uit jezelf niets hebt of bent
en dat alles je geschonken is, dat je van nature arm bent
en dat je alleen maar dankbaar kunt zijn om wat je allemaal
geschonken is.
Gelukkig die verdriet hebben, want zij zullen getroost worden.
Kun je solidair zijn met anderen die verdriet hebben,
kun je dat verdriet tot jezelf toelaten en ontken je niet wat je
dwars zit?
Gelukkig die zachtmoedig zijn: zij zullen het land erven.
Durf je de zachte krachten van jezelf te mobiliseren
en kun je mild zijn en ruimte voor anderen open houden?
Gelukkig die hongeren en dorsten naar gerechtigheid
zij zullen verzadigd worden.
Durf je op te komen voor het recht van de ander zoals ook van jezelf
en durf je zo mee te werken aan een wereld die leeft uit
gerechtigheid?
Gelukkig die barmhartig zijn;
zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Durf je bij het arme hart van je medemens te zijn
om hem in zijn ellende en verdriet, in zijn nood en zorgen tot steun
te zijn?
Gelukkig die zuiver van hart zijn; zij zullen God zien.
Leef je zonder bijbedoelingen en zonder winstoogmerk,
zonder voorrang van je eigen ik en ben je als helder glas
om het licht -van God uit geschonken- door te kunnen laten?
Gelukkig die vrede brengen;
zij zullen zoon/dochter van God genoemd worden.
Vrede is veel meer dan geen oorlog: het is een vorm van liefde.
Het is de Sjalom van God die je mee brengt als je op bezoek komt
en die verzoening en verbondenheid kweekt tussen mensen en volken.
Gelukkig die vervolgd worden om de gerechtigheid;
hun behoort het Koninkrijk van God.
Kun je tenslotte de consequenties aan van een leven vanuit God?
(Vgl. de afrekening Mat. 25,31-46)
De karaktertrekken van het Volk Gods zijn zout en licht.
De lijdenden en de hulpelozen zullen het beter krijgen,
als wij nu al een positieve houding aannemen tegenover hen.
Op den duur zal het dan vroeg of laat een keer gebeuren.
Het heil is voor hen die bescheiden en ootmoedig zijn
en die de gerechtigheid zoeken. (Sefanja 2,3; 3, 12-13)
De armen houdt Hij staande en hoogmoed brengt Hij ten val.(psalm146)
Wat voor de wereld zwak is heeft God uitverkoren (Ikor.1,26-31)
opdat tegenover God geen mens zou roemen op zichzelf. |
|