Deel 4 van
een korte serie - 1 februari 2012
pastor
W.Boerkamp O.Carm. pr. ZW-Salland
Meer
‘aktieve’ religieuzen vanaf de zestiende eeuw
Het
religieuze leven krijgt vanaf de zestiende eeuw
allerlei nieuwe impulsen. In steden als Zwolle en
Deventer was eind 14e en 15e eeuw een nieuwe
geloofsbeweging gegroeid: de Moderne Devotie. Mannen
en vrouwen gaven huwelijk, seksualiteit en
exclusieve partnerrelaties op voor een leven in een
gemeenschap die zielzorg ging uitoefenen. Ze
investeerden in goede scholen en ze leidden een
eenvoudig en vroom leven. 'Heiligheid' werd een zaak
van het hart, van innigheid, van een waardenpatroon,
dat afweek van wat 'in de wereld' gangbaar was.
De moderne devoten, zoals ze toen genoemd
werden, werden het voorbeeld voor stichtingen van
religieuze gemeenschappen zoals de Jezuďeten en
Redemptoristen, Salesianen en andere ‘congregaties’,
zoals deze genoemd worden. Zij trachten
uiteenlopende maatschappelijke noden te lenigen.
Als Ignatius van Loyola de Constituties van de
Jezuďetenorde schrijft, mijmert hij in het laatste
hoofdstuk over de toekomst. Welke middelen zijn
nodig om een religieuze gemeenschap in stand te
houden? Hij schrijft:
-
goedheid en deugd,
-
een zuivere gerichtheid op de dienst van God,
-
vertrouwdheid met God, en tenslotte
-
de oprechte ijver voor de heiliging van mensen.
Kennis en
andere menselijke gaven zijn pas doeltreffend, als
ze voortkomen uit een verinnerlijkt 'staan in
de wereld'; dit is de houding die de moderne devoten
al kenmerkte in de vijftiende eeuw.
Geen
koorgebed, geen abdij, geen monnikspij, maar wel een
apostolisch doel, wel bereidheid om bij te dragen
aan de samenleving door de oprichting van scholen
en/of zorginstellingen, wel gemeenschappelijkheid
door samenwerking en gehoorzaamheid. Voor degenen
die de Moderne Devoten kenden, was het een beproefde
formule: actieve religieuzen. De activiteit
was apostolisch gericht. Gebed en meditatie vormden
de apostolische mens.
Zorg om
mensen als roeping: “de beweging van barmhartigheid”
“Ik had
honger en jij hebt mij te eten gegeven” Geen
Bijbeltekst drukt treffender uit wat aktieve
religieuzen beweegt dan wat Matteus schrijft over
het laatste oordeel (Matt. 25,35-40).
Aan het
eind van zijn evangelie geeft hij weer hoe de
Mensenzoon op het einde der tijden in waardigheid
zal verschijnen om de mensen te oordelen naar hun
daden. Dan pas blijkt dat talloze mensen nooit
gezien hebben, dat er in hun omgeving naasten waren
die de allernoodzakelijkste levensbehoeften moesten
missen in hun leven: eten en drinken, kleren en een
huis om in te wonen.
Deze zorg
om mensen heeft in de traditie van het christendom
altijd een centrale plaats in genomen. Keizer
Constantijn koos in het begin al voor het
christendom, mede omdat in de vele andere
godsdiensten de diaconie en de zorg voor weduwen en
wezen ontbrak.
In de eerste eeuwen zijn het de diakens die zich om
de armen bekommeren. In de middeleeuwen wordt die
taak overgenomen door de gasthuiszusters en de leden
van de broederschappen en
liefdadigheidsinstellingen.
In de zeventiende eeuw heeft de Franse priester
Vincentius a Paulo een nieuwe impuls gegeven aan
deze “beweging van barmhartigheid”.
Hij spoort
zijn volgelingen aan zich niet op te sluiten in een
klooster met tralies en een slot, maar gewoon tussen
de armen te gaan wonen en het leven met hen te
delen.
Tussen 1800 en 1900 ontstaan er in West Europa 500
nieuwe religieuze instituten van zusters en
broeders, die zich in navolging van Vincentius het
lot van de armen aantrekken.
Dit actieve religieuze leven midden in 'de
wereld' heeft zich in korte tijd zeer sterk in en
tot ver buiten Europa verbreid. Veel jonge mensen
hebben zich in de afgelopen twee eeuwen geroepen
gevoeld om zich hierbij aan te sluiten. In Europa en
Amerika loopt nu hun aantal terug, maar in Azië en
Afrika is er sprake van een sterke aanwas. In welke
godsdienstige periode we nu zitten ..., dit is niet
moeilijk te bepalen; dit mag de lezer van dit
artikel zelf bepalen.
In
eigentijdse godsdienstigheid terug naar vernieuwde
innigheid en maatschappelijke betrokkenheid
van religieuzen
Vijftig
jaar na het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965)
zijn we toe aan het Jaar van het Geloof, in
het perspectief van een nieuwe evangelisatie van de
moderne wereld. We zijn met name in West Europa weer
stroomopwaarts, terug op weg naar de bronnen van ons
christelijk geloven om ons zelf als kerk weer bij de
tijd te brengen. We moeten weer terug naar het
geloof van ons doopsel.
Oude
religieuze en maatschappelijke tegenstellingen zijn
al lang weggevallen. In onze godsdienstige en
maatschappelijke betrokkenheid kunnen wij niets meer
met oude woorden als
-
conservatief en progressief,
-
links
en rechts,
-
professionals en amateurs,
-
leken
en ingewijden,
-
bidden
en werken,
-
Martha
en Maria.
We zoeken
tegelijk naar eigentijdse godsdienstigheid en
maatschappij-betrokkenheid.
Dat betekent:
-
Vanuit
de Bron van God in ons zelf,
midden onder ons en in het gelaat van de ander -
eigenlijk het Gelaat van de Ander
- voortdurend en radicaal gericht te zijn op het
geheim van God en de ander, in de ander.
-
Met
een zuiver hart te luisteren naar de arme en
-
in
vrijheid metterdaad kiezen voor gerechtigheid en
liefde als centrale waarden.
Zo komen
wij ook weer bij een eigentijdse vertaling van de
drie geloften of evangelische raden, die
voor elke gedoopte bepalend zouden moeten zijn:
-
gehoorzaamheid,
-
armoede en
-
zuiverheid.
Deze
evangelische raden zijn voor iedere christen een
richtlijn voor het leven. Iedere gelovige wordt in
eigen levenstaat geroepen om
-
om
horend en luisterend in het leven te staan,
-
om af
te zien van onnodig persoonlijk bezit en
-
om met
een zuiver hart in het leven te staan.
Het gaat
om een geďntegreerd godsdienstig en kerkelijk leven,
-
met
zowel vernieuwde innerlijkheid als
maatschappelijke betrokkenheid,
-
met
aandacht voor God en de ander - God in de
ander,
-
een
leven van biddend werken en werkend bidden,
-
met
zowel onderzoek van 'het oude', de bron, als het
gericht zijn op de toekomst.
Wij vormen
dan noch een 'linkse' noch een 'rechtse' kerk, maar
we proberen te zijn als 'het zout der aarde' en als
'een licht voor de wereld'. Er is geen scheiding
meer tussen professionals en amateurs; iedereen is
altijd leerling en geen betweter. Alle leken zijn
ingewijden krachtens hun ervaring van betrokken zijn
op God. Martha en Maria worden niet meer tegen
elkaar uitgespeeld; het gaat om twee dimensies van
een en dezelfde religieuze mens.
Jezus zelf
als voorbeeld van een ‘heilige religieus’ bij
uitstek
Bij dit
alles worden wij geďnspireerd door niemand minder
dan Jezus zelf. Aan Hem ontlenen alle heiligen hun
model, met ook Maria voorop. Jezus is 'het verhaal
van een levende'; Hij is het - met wie wij als
religieuzen nu het derde millennium binnengaan.
In dit
millennium zal de christen - en de anders-religieuze
mens [*] - 'iets van God' ervaren hebben in
zichzelf; hij zal een mysticus zijn of hij zal niet
zijn.
De bijbel
en het hart zeggen hetzelfde als wij lezen in 'het
boek van de ervaring', onze eigen levenservaring.
Elke mens is in aanleg een mysticus en kan God
ervaren in zijn leven, zegt Titus Brandsma O.Carm.
en zo religieus worden.
-
[* Uw webmaster, die deze tekst redigeert, moge
zich een opmerking veroorloven: prettig dat dit
er ook bij staat: "en de anders-religieuze
mens".
Onder hen zijn namelijk ook de universele en de
islamitische soefisten. De belangrijkste
filosoof van deze richting, Ibn Al-Arabi (die ik
nu net lees) zegt exact hetzelfde als hierboven
staan van "iets van God ervaren hebben" ... t/m
... "en zo religieus worden".
Het enige verschil is dat hij de bijbel -
uiteraard - vervangt door de qur'an.
Frans]
In de
vorige eeuw is Titus zelf een model van een
eigentijdse religieus en een model van een
geestelijk begeleider geworden. Hij herkent zich
zelf in Geert Grote’s “Keer naar de Heer” bij zijn
toespraak in Deventer. De “Navolging van Christus”
van Thomas van Kempen is zowel voor Titus
als voor ons zelf in deze tijd een Gids voor een
religieus leven. Zo kunnen wij ons nu in deze tijd
ook herkennen in de School voor spiritualiteit in
Nijmegen.
Krachtens
onze geboorte en ons doopsel zijn wij allen, zowel
leken als religieuzen, geroepen tot een en dezelfde
'heiligheid', ieder in zijn of haar eigen
levensstatus, die van gehuwde of ongehuwde, en zelfs
als semi-religieus mens.
Het gaat
ons allen om een aan God gewijd leven en om een
eigen roeping in kerk en wereld: een religieus leven
in gemeenschap.
Lees meer:
-
Kerkelijke documentatie RK Kerk-121-jrg 23 no ľ
juni1995
-
Mystiek, verschijnsel, geschiedenis en
uitdaging; door Bruno Borgert O.Carm. Uitg.
Gottmer.
-
Een
wereld van stilte, Proef het kloosterleven van
de 21ste eeuw; Jutka Rona, Uitg. Kosmos 2001.
|