Die drie vrouwen die s’morgens vroeg –het was nog donker- naar het graf gingen, en die ontdekten dat het graf van Jezus leeg was, die zullen dat nooit meer vergeten. Sinds die tijd is de opkomende zon - s’morgens als het licht wordt- voorgoed gekoppeld aan de verrijzenis van Jezus. Daar is tegelijk aan vastgekoppeld, dat ik ook zelf eenmaal zal verrijzen en worden omgevormd in een nieuw en onsterfelijk lichaam, gelijkvormig aan dat van Jezus. En als de avond komt, dan denk ik onwillekeurig ook aan mijn eigen levensavond, maar ik weet dat de volgende morgen de zon weer zal opgaan. Zo vast en zeker mag ik ook geloven in de verrijzenis.
Vader, in uw handen beveel ik mijn geest
Daarom zeggen wij in de kerk elke avond in het getijdengebed: Vader, in uw handen beveel ik mijn geest. Het zijn de laatste woorden uit psalm 22 die Jezus ook gebruikt op het kruis. Zo oefenen wij ons ook elke avond, als we ons zelf te ruste leggen op bed. In ons gewetensonderzoek oefenen wij ons zelf over te geven aan God en in ons vertrouwen op de barmhartige God.
Een leven lang mogen we leren omgaan met die verrijzenis - gedachte via het ritme van dag en nacht. Een leven lang krijg je de tijd om dat geloof in je eigen verrijzenis in te oefenen Elke dag is het Pasen, s’zondags nog meer en met Pasen nog het meest.
Met het eerste licht van de morgen als midden van dag en nacht, de zondag als het midden waar de hele week om draait en Pasen als het midden van het hele kerkelijk jaar. Pasen en de herrijzenis-gedachte is het midden van waaruit wij leven als Christen.
God, die mij heeft geschapen, zal mij ook wel weer opvangen. Hij is er nu in dit leven in het hiernamaals, dus ook in het hiernamaals. Bij Hem bestaat geen tijd en zijn duizend jaren als een dag, zegt de psalm.
Wij daarentegen zij mensen in de tijd: Tussen Jezus Christus: gisteren-vandaag en morgen.
Ik leef en ik mag er zijn, elke dag weer, maar ik had er ook niet kunnen zijn. Sta daar eens bij stil en durf jezelf te ontvangen uit de hand van de Schepper, Ontvang het leven eens als een cadeau, want je hebt er geen recht op. Probeer die troef eens voorzichtig open te maken, zoals psalm139 dat doet. Vraag je zelf eens af of je bent wie je zou kunnen zijn in de ogen van God. Zoals Jezus Christus, die onvoorwaardelijk zijn vertrouwen stelt in God. Voel hoe goed het is, dat je er bent en dat je bemind wordt door God, nu al in dit leven. Mensen worden geboren, mensen worden verliefd en mensen worden getrouwd en ze worden zelfs in leven gehouden en ze worden gestorven door God. Wij kunnen zelf maar weinig doen voor God. Het enigste wat hij van ons vraagt is, dat wij Hem niet in de weg staan en geen blokkades opwerpen.
Bij God is alles mogelijk
Natuurlijk mag je in je leven werken aan je carrière als een paard. Als je maar tegelijk leert mediteren als een monnik en werken in rust, dat is contemplatief leven. Als je maar beseft, dat wij mensen uiteindelijk in leven worden gehouden door God, ook al zou je dat zou je bijna vergeten in deze tijd, waarin wij denken dat we alles zelf alleen doen. God is bewogen met mijn persoonlijk leven, zoals we hebben gezien in Jezus. Ieder mens is in zijn ogen enig, uniek en onherhaalbaar, net als Jezus.
God en ik zelf, we hebben iets met elkaar. Dat is een groot geheim en mysterie. Om die levende relatie gaat het dus in het hiernamaals al op deze aarde. Om die persoonlijke band met God en die mystiek van (IK) ik en jij (JIJ) , zoals man en vrouw dat kennen.
Die band met God kan bij mijn dood niet meer stuk
Als ik hier en nu echt geloof in God, die mijn leven leidt, dan zal Hij er morgen ook zijn, als ik dood ben. Zoals een kleine kind, dat rust aan de borst van de moeder, zich niet afvraagt of het morgen ook nog te eten en te drinken heeft, zo is mijn ziel in mij, zegt psalm 131.Die gedachte komt gewoon niet op in het hoofd van het kind. Zo op die manier kunnen ook wij geloven. Het volk van Jezus heeft eeuwen geleefd zonder de gedachte aan de verrijzenis. Dat was vanzelfsprekend: God is er nu, dus ook in de dood en na de dood.
Het leven verandert en wordt niet weggenomen,
zo zegt de prefatie van de liturgie van de uitvaart het. En elke zondagmorgen als de zon opgaat en als wij hier samenkomen om zijn verrijzenis te herdenken hernieuwen wij onze doopbelofte in de geloofsbelijdenis.
Telkens als we bidden: Ik geloof in de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig leven, dan worden wij vanzelf weer herinnerd aan dat lege graf. We geloven immers niet in de verrijzenis van het lijk, maar van het lichaam. Job zegt: Ik zal God zien vanuit dit lichaam. Er zit dus geen vacuüm tussen dit leven en het leven na de dood.
Wie hier en nu gelooft in Jezus en in God, die draagt het eeuwig leven nu reeds in zich, zegt Johannes bij Lazarus. En dan hoeven wij ook niet zo bedroefd te zijn als andere mensen die zeggen niet te geloven. De dood is fascinerend en huiveringwekkend tegelijk en kan ons wel verdrietig maken, maar ons hart wordt niet verontrust, want Jezus heeft al een plaats bereid. Moge dat besef van de verrijzenis heel ons leven bezielen.