RELIGIEUS LEVEN IN HET SPOOR VAN HET TWEEDE VATICAANS CONCILIE Home
 

 

 

Vernieuwing en hervorming door herbronning

Voorafgaand aan het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965)
In de eerste helft van de twintigste eeuw hebben de professionele ‘Religieuzen’ onbewust al een grote invloed uitgeoefend op de komst van het Concilie, ook al was de aankondiging voor iedereen een verassing. Denk alleen al aan de ‘Liturgische Beweging’ die destijds uitmondde in de eerste Constitutie die ging over de liturgie. De tijd was er volkonen rijp voor. De inmiddels heilige paus Johannes XXIII spoorde ons aan de ‘Tekenen van de tijd’ te leren lezen. Hij heeft de oude kerk van binnenuit weer afgestoft, vernieuwd, hervormd en bij de tijd gebracht door herbronning. Daarna heeft de heilige Johannes Paulus II in de lijn van het Conciliegebeuren de kerk weer echt naar de wereld gebracht. Ze zijn niet voor niets in het ‘Jaar van het Geloof’’-2013 samen heilig verklaard, zodat iedereen tevreden kan zijn.

De instituten voor religieus leven
Reeds voorafgaand aan het Concilie waren de religieuze instituten al bezig met herbronning van hun eigen leven en werkprojecten zoals de ‘Kerkvaders’ Op het concilie zelf kregen ze veel minder aandacht dan de plaatselijke bisschop die toen meer centraal stond. Toch heeft het Concilie grote invloed gehad op de wijze waarop de religieuzen na het concilie hun eigenheid en zending (=missio) zijn gaan zien. Misschien heeft de kerk in het geheel daar toch te weinig naar gekeken wat betreft haar eigen identiteit en charisma. Kerk wordt in haar eigen Constitutie “Licht van de wereld” een ‘sacrament’ genoemd. Dat wil zeggen ‘het teken en instrument van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht’.

Visie op het religieuze leven na het Concilie
Vanaf het eerste begin van de kerk waren er mannen en vrouwen. Ja, schrik niet de helft van de kerk bestaat uit vrouwen. Beide geslachten wensten Christus in grotere vrijheid te volgen door het beoefenen van de evangelische raden van gehoorzaamheid aan de armen (van geest),
door materieel arm te zijn met de armsten in de wereld en volledig beschikbaar te zijn voor het Rijk Gods, terwijl al het andere je er bij gegeven wordt. Zo wilden zij beiden Jezus ‘van meer nabij’ navolgen in de zin van ‘uitbeelden’.Zo wilden zij beiden vanuit het doopsel en vormsel op een eigen manier een leven leiden dat totaal aan God was gewijd.Zo luidde de opvatting over ‘De aangepaste vernieuwing van het religieuze leven in de volmaakte liefde’ (= Perfectae Caritatis)

Verscheidenheid aan vormen van religieus leven vanaf het begin
Hiermee wordt de ‘verscheidenheid aan vormen’ van religieus leven in het licht gesteld. Niet alleen ‘de professie van de evangelische raden’ en het afleggen van de gelofte van gehoorzaam, arm en kuis te zijn krijgt vanaf het begin de nadruk.Daarentegen worden religieuzen met name uitgenodigd zich allereerst te verstaan als vorm van de navolging van Christus volgens het charisma van waaruit hun religieuze gemeenschap oorspronkelijk gesticht is. Daarom wordt bezinning aangeboden op wat het betekent Christus na te volgen en uit te beelden en op wat het charisma van de eigen stichter of inspirator vandaag te dag te zeggen heeft. Denk bij voorbeeld aan de geestelijke Vader Elia van de berg Karmel die tegen de afgoden te keer ging. Zo heeft hij de Karmelieten weer bij haar oorsprong gebracht.
(Vgl. Het boek van de eerste monniken’) Dat proces van bezinning op de oorsprong was echter voorafgaande aan het concilie al begonnen.

Niet om gediend te worden maar om te dienen.
Het werd erna echter met nieuw elan voortgezet en er werden met name ook praktische consequenties uit getrokken. Zo ontdekte men bij voorbeeld dat veel monniken van oorsprong geen priester waren. Een ordestichter al Franciscus van Assisie was dat ook niet geweest. De eerste generaties van zusters in vrouwencongregaties waren van oorsprong ook niet zo hoogkerkelijk en juist meer op de wereld gericht. ”Ik geef je als klooster de straat en als kloostercel geef ik je de ziekenkamers en als kapel geef ik je de parochiekerk en als kloosterslot geef ik je de gehoorzaamheid en als bruidssluier geef ik je de ingetogenheid”, zo zei Vincentius a Paulo (1581-1660) tegen zijn zusters als “Dochters van liefde”.

Ontstaan van groepen ‘leken’ overal ter wereld na het Concilie.
Zij horen officieel niet tot de religieuzen in de oude zin en zeker ook niet tot de clerus van toen. Zo zocht men opnieuw naar de eigen positie van religieuzen als ‘kerk-in-de-wereld’: niet om gediend te worden maar om te dienen. De vraag was ook of daar wel een eigen onderscheidend habijt bij paste dat ook afstand kan scheppen en of religieuzen wel een eigen stand moeten zijn in de kerk. Op basis van dit soort gedachten ontstonden er overal ter wereld groepen ‘leken’, die niet via de drie geloften aan een vorm van kerkelijk gesanctioneerd religieus leven gebonden zijn. Door het charisma van een ordefamilie of de uitstraling van een klooster wisten zij zich aangesproken. Samen de religieuzen in canonieke zin werden zij mededragers van de religieuze zending van een orde of congregatie.

Sterven of werven in West Europa na het Concilie?
Na het Concilie was er met name in het westen eerst een grote afname van toetredingen tot het officiële religieuze leven. Was men niet op een dwaalweg? Maar waartoe moest je eigenlijk nieuwe leden werven? Moeten we nog wel werven of juist nu onze levenscyclus voltooien? Kun je het religieuze leven wel institutionaliseren? Moet je daarin wel investeren? Wat onderscheidt religieuzen trouwens van ‘gewone leken’, als we van oorsprong toch allemaal ‘leken’ zijn en onderscheiden van de clerus? Ligt de grondoorzaak niet in een veel omvattender maatschappelijke en culturele veranderingen? Denk daarbij aan de hang naar ‘individualisme’ en ‘pluralisme’? Jongeren met name hebben vandaag de dag veel meer mogelijkheden om hun leven vorm te geven. Denk hierbij vooral in onze tijd ook aan homoverbintenissen. Er zijn ook veel meer manieren ontstaan om aan individuele personen, aan de lokale gemeenschap of aan de mensheid van dienst te zijn. Denk in onze tijd bij voorbeeld ook aan mantelzorg, actief worden in de plaatselijke parochie krachtens je doopsel en vormsel, of als leek je inzetten samen met een orde in de missie. Sommige vormen van religieus leven lijken inderdaad uit te doven en men vraagt zich daarbij af of we moeten werven of sterven en de levenscyclus van de religieuze gemeenschap moeten voltooien na 200 jaar Rooms Katholieke opgang, bloei en afsterven.(vgl. studie van p.E.Gemmeke O.Carm.)

Eerste nieuwe vormen van canoniek erkend religieus leven
Er zijn echter ook eerste nieuwe vormen van canoniek erkend religieus leven aan het ontstaan. Dat gebeurt vooral daar waar de verbondenheid met het concrete alledaagse leven van mensen het centrum vormt, ook in het gebedsleven en in de contemplatieve beschouwing. Ze sluiten aan bij de ontdekking van het tweede Vaticaans Concilie, dat God niet buiten, maar juist in verbondenheid met de wereld te vinden is. Juist in contact met de wereld ontdekt men haar eigen religieus charisma en identiteit. Men ontdekt dat religieus leven steeds opnieuw ontstaat uit het verlangen van mensen om in navolging van Jezus christus in te gaan op de roepstem van God. Er is een groeiend aantal leken dat zich aansluit bij kloosters of takken van religieuze families. Soms ontwikkelen zij daarbij tegelijk nieuwe vormen en soms blazen ze oude vormen nieuw leven in of nieuw elan.
De Karmelbeweging van leken binnen de Familia Karmelitana
Van dit laatste is de Karmelbeweging van leken sinds 1994 een mooi voorbeeld als nieuwe loot aan een oude tak van de Karmel, die 800 jaar geleden haar oorsprong vond als groepje leken op de berg Karmel bij Haifa in Israel.
Daarbij kan men in de religieuze levensvorm in het algemeen ook zoeken naar een positieve verhouding tot het leven met een partner, het opvoeden van kinderen en het ook in andere opzichten volwaardig deelnemen aan het leven in de wereld. Men is in de volle zin van het woord religieus en tegelijk verdraagt het zich met verplichtingen als echtgenoot, beroep en werkkring. Juist in al deze rollen, praktijken en elementen kun je Jezus Christus ontmoeten die je voortdurend tot navolging en uitbeelding van God roept.

De oorspronkelijk taak van de religieuzen
In het spoor van Tweede Vaticaans Concilie is het de oorspronkelijk taak van de religieuzen om op creatieve en door de H.Geest geïnspireerde wijze de navolging van Jezus Christus te blijven vorm geven. Juist in crisistijd lazen stichters van religieuze families, ordes of congregaties vroeger in de kerkgeschiedenis al voor het Concilie de tekenen van de tijd in het licht van het evangelie Zo kwamen ze tot nieuwe ideeën ook en juist buiten de juridische en officiële muren van de kerk. Nieuwe ideeën krijgen immers niet alleen organisch vanuit de kerk vorm. Ze krijgen mede vorm doordat er steeds weer ingegaan wordt op God, die zich altijd weer anders, nieuw en uniek voordoet in de geschiedenis. Zo is ook nu in onze tijd van crisis weer het geval. Religieuzen moeten dan ook altijd de luis zijn in de pels van de officiële kerk, ook al leidt dit soms tot verontrusting en zelfs destabilisering van de kerk.

‘Zoek eerst het Rijk Gods’ en al het andere wordt je erbij gegeven.
Vanuit het evangelie moeten religieuzen voortdurend blijven onderzoeken wat het betekent op weg gezet te worden en te worden aangespoord geen goud-, zilver- of kopergeld mee te nemen, geen reistas, geen tweede stel kleren, geen sandalen en geen stok, omdat de arbeider….zijn levensonderhoud onderweg waard is.(Matteus 10,9-10) Onbeschermd, als schapen tussen wolven, naar schapen ruikend zoals paus Franciscus zegt.(Mt.10,16), zoals de Mensenzoon zelf met niets om zijn hoofd op neer te leggen (Mt.8,20) en levend van wat je onderweg toevalt: aan eten, drinken en beschutting, maar ook aan betekenis en aan be-Geest-tering. Alleen lege handen kunnen uiteindelijk worden gevuld door God ( vgl.Kleine Theresia van Lisieux OCD) Zalig wie met lege handen staat: als je het gevoel hebt tekort te schieten, als je denkt dat je niet goed of mooi en slim of handig genoeg bent, als je jezelf niet op de juiste manier kunt aanprijzen bij je sollicitatie en ook als je denkt dat je daarvoor te weinig in huis hebt. Vooral als je denkt dat je anderen tot last bent omdat je teveel kost, zoals met name veel ouderen vandaag de dag denken, maar dat kan ook voor jongeren gelden.
(Vgl. Het Tweede Vaticaans Concilie: een tussenstand na vijftig jaar, Valkhofpers 2013 ISNB
978 90 5625 396 7, pag. 70-78 Erik Borgman: Niet om gediend te worden,maar om te dienen.

Wat voldoet mij zelf uiteindelijk als ‘religieus’ mens?
Zalig wie met lege handen staat en weet wat uiteindelijk jouw honger verzadigt en jouw dorst lest in het leven wat je niet hebt veroverd, ook al weet je bij God niet waar je dat moet vinden. Je vertegenwoordigt eigenlijk een onmisbare schat, als je durft te twijfelen in je leven en onuitroeibare vragen hebt, als je niet weet wat je zou moeten doen om te worden wat je moet zijn. Wie zo hoort, luistert en kijkt als God met de ogen en oren van Jezus en wie beseft dat hij of zij zo zou moeten kijken naar het leven in het groot en in het klein en wie zelf ook zo met lege handen staat, die is waarachtig arm van geest, zoals de Zaligsprekingen beginnen. Wie zijn eigen leven hier naar wil richten en inrichten in een eigen persoonlijke religieuze levensvorm, die is nu in ieder geval bezig in het spoor van het Tweede Vaticaans Concilie.